Tijdens mijn stage bij de sportredactie van Het Parool schreef ik een artikel over het zwemkeerpunt naar aanleding van de komende Europese kampioenschappen zwemmen kortebaan. Onderstaand artikel verscheen op 9 december 2006.

Bij topzwemmen draait alles om het keerpuntIMG_0545

Het keerpunt is een essentieel onderdeel in het zwemmen, bepalend in de felle strijd om tienden van een seconde. Zeker op de Europese kampioenschappen kortebaan, die Helsinki worden gehouden, moet snel worden gedraaid. Een 25-meterbad is nu eenmaal dwingender.

Ian Thorpe liet het zijn tegenstander altijd graag weten: met een slecht keerpunt ben je nergens in het zwemmen. Hij was een specialist. Dat liet hij zijn rivaal Pieter van den Hoogenband tijdens de 200 meter vrije slag finale van de Olympische Spelen in Athene geniepig voelen. Het beeld is bekend. Thorpe lag voor het 100 meterkeerpunt halverwege de torso van Van den Hoogenband. Na twee snelle keerpunten schoof hij met krachtige vlinderbeenslagen als een dolfijn langs VDH. Door het verschil met Thorpe zien de beenslagen van de Nederlander er wat flauw uit. De uitslag is net zo bekend als de beelden: Thorpe won goud en Van den Hoogenband zilver. Door het keerpunt van de verliezer van die race lijkt het korte contact met de muur een breekpunt in de race, een soort pitstop. Maar een goed keerpunt, zoals dat van Thorpe, geeft juist extra snelheid.

Dat maakt de zwemsport volgens bewegingswetenschapper en zwemtrainer van het Nationaal Zweminstituut Amsterdam (NZA), Martin Truijens zo bijzonder. “Bij zwemmen hebt je de hoogste snelheid bij een start of een keerpunt omdat je daar tegen een vast punt kan afzetten. Het vervelende van water is dat het meebeweegt als je zwemt.” Alleen onderwater kan die weerstand ontlopen worden. Het is bewezen dat zwemmen net onder het oppervlak sneller is dan aan het wateroppervlak. Het is niet voor niets dat de grens voor onderwater- zwemmen na een start of keerpunt op vijftien meter is gesteld. Zwemmers zouden geen sporters zijn als ze niet probeerden onderwater een metertje meer te smokkelen, net als met de buitenspelregel in het voetbal. Het keerpunt zelf is eigenlijk heel simpel: hard aanzwemmen, kin op de borst, snel draaien, voeten goed neerzetten en hard afzetten. “Als je het goed doet neem je de snelheid waar je mee aankomt zwemmen mee in je draai,” zegt de beweginswetenschapper. Toch is die techniek niet zo eenvoudig volgens hem. “Bij de afzet moet je in een rechte lijn van je schouders tot je tenen liggen. Anders kun je niet gestroomlijnd afzetten.”

Keerpuntuitleg1-3Het tijdverlies van een traag keerpunt is niet gering. Bij een test op het keerpunt van de zwemmers van Truijens, waarbij vijf meter voor en na het keerpunt werd geklokt, was al een groot verschil tussen twee zwemsters zichtbaar. De snelste zwemster zwom 5,4 en de ander 5,6 seconden, een verschil van twee tiende van een seconde. Op een 200 meter in een 50-meterbad, met drie keerpunten, kan dat zes tienden tijdverlies betekenen. In de wereldtop zijn die verschillen klein, zonder goed keerpunt ben je immers nergens. “Er is geen zwemmer in de top die als een patatzak aan de muur blijft kleven,” waarmee Truijens een totaal ontspannen en niet gestroomlijnd lichaam bedoeld.  Als Truijens toch een zwemmer moet noemen die een ideaal keerpunt maakt, denkt hij aan Roland Schoeman. In zijn wereldrecordrace 50 meter vrije slag (20.98 sec.) in augustus van dit jaar was zijn keerpunt razendsnel.

 

Johan Kenkhuis heeft ook een soepel keerpunt. Tijdens een middagtraining in het Sloterparkbad draait hij als een paling in één vloeiende beweging de andere kant op. Hij concentreert zich even alleen op het keerpunt. Kenkhuis zet af vanaf het ponton,   wat van het vijftig meter lange bad een kortebaan (25 meter) maakt, en zwemt op zijn gemak weg. Pas vijf meter voor de kant explodeert de zwemmer en keert hij met een grote klap tegen de muur. Zijn schim schiet door het water en bij de vlaggetjes komt hij weer rustig boven.  Hij neemt niet eens de moeite de baan voluit door te zwemmen. Met luiheid heeft dat niks te maken. Het is juist een wedstrijdspecifieke oefening, zegt NZA-trainer Fedor Hes. “Dit gaat puur om snelheid. De techniek doen we eerder in het seizoen. Zo vlak voor een belangrijk toernooi moet je daar niet te veel meer aan veranderen.”

 

Toch blijven zwemmers altijd schaven aan hun keerpunt. Kenkhuis denkt dat hij zes jaar bezig is geweest om zijn draai optimaal te maken. Hij heeft de arbeid er voor over gehad, want het keerpunt is belangrijk voor hem als sprinter. Zeker op de EK-kortebaan, waar zijn 50 meter wordt onderbroken door een muur.  De start is toch belangrijker, denkt hij. “Als je start niet goed is dan kom je bij het keerpunt en de finish ook achterop.” Met een goede start gaat het keerpunt vanzelf goed, zegt de 50-meterspecialist. “Het keerpunt gaat te snel om er bewust mee bezig te zijn.” Kenkhuis vindt het keerpunt geen vervelend onderdeel, in tegenstelling tot 200 en 400 vrijeslagzwemster Linda Bank. “In de wedstrijd zijn mijn benen zo verzuurd, dat ik het gevoel heb dat ik niet krachtig meer kan afzetten.” Als de NZA-zwemster moe wordt gaat ze zich meer op het zwemmen richten. “Eigenlijk is dat slecht, want je keerpunt moet ook goed zijn.” Als student bewegingswetenschappen  weet ze wat nodig is voor een goed keerpunt “Ik denk eigenlijk dat elke zwemmer wel voelt wat er gebeurt, daar hoef je geen bewegingswetenschappen voor te doen.”Keerpuntuitleg4-12

Tijdens de wedstrijd merkt de zwemmer vaak alleen iets van het keerpunt als het slecht ging. Daarom is EK-debutante Saskia de Jonge bang dat haar keerpunt  op het cruciale moment fout gaat.  “Soms twijfel ik of ik wel goed kan keren, want het is wel eens paar keer minder geweest.” Een goed keerpunt motiveert haar. “Als ik terugdenk aan races dat het wel goed ging, weet ik dat ik het toch wel kan.”  Een kick heeft ze nooit van een goed keerpunt gekregen. Dat zou ze wel krijgen als ze, net als Thorpe, door een keerpunt een concurrent voorbij zwemt. Maar dat gevoel heeft ze nog niet mogen hebben. “Ik lig meestal naast Marleen Veldhuis, zij is toch wat sneller.”