Pieter van der Meer

Journalist / Tekstschrijver

Category: Werk (page 2 of 2)

Lance Armstrong was een verdomd goed thrillerkarakter (Plus: hoe het afloopt met Lance…)

Iedereen roept maar om openheid. Alles uit de jaren 1999-2005 moet maar eens boven tafel komen. Maar waarom eigenlijk? Wat schieten we daar nu mee op? Okee, dan weten we wie in die periode wat heeft gebruikt. Spannend. Een beetje wielerfan wist dat allemaal toch al?

Ik denk dat nooit alles helemaal boven tafel zal komen. En dat is misschien maar goed ook. Als volledige openheid iets laat oplossen is het wel de fantasie over wat in dat duistere EPO-tijdperk gebeurde. Als een aspirine tegen de hoofdpijn zal dan alle twist verdwijnen.

Het enige waar op dat moment nog een klein vraagteken bij gezet kan worden is de waarheid van al die geopenbaarde feiten. Maar je mag toch hopen dat vanaf nu alle verklaringen van renners onder ede worden afgenomen in het bijzijn van Oom Agent, die naar Amerikaans voorbeeld eerst zijn badge en dan zijn revolver opzichtig neerlegt. “Zo, rennertje, leg jij de waarheid daar maar naast op tafel.”

Persoonlijk zou ik volledige openheid het ergste vinden. Want, beste wielerfan, geef het maar gewoon toe: we houden toch allemaal van een goede complottheorie? Continue reading

Archief: Klimmen met Wout Poels in Fiets mei 2011

In mei 2011 schreef ik voor Fiets een artikel over Wout Poels. Samen met hem en Aart Vierhouten verkende ik de route van de Klim Classic. Klik hier om het artikel in pdf te openen.

Foto Robert van Wiligenburg

 

 

 

 

 

 

Archief: Met Maaskant in Rotterdam

Voor de Grand Départ special van Fiets in juni 2010 verkende ik samen met Martijn Maaskant de het proloogparcours door Rotterdam. Het artikel kun je hier in pdf lezen.

Met Martijn Maaskant in Rotterdam

Foto: Robert van Willigenburg

 

 

De gouden wil van Vos is wet

Als Marianne Vos iets wil, dan gebeurt het ook. Vrij vertaald: Vos hoeft maar naar de streep te kijken en de witte lijn verandert in goud. Wat een heerlijk leven moet dat zijn. Je wilt iets, een heleboel landgenoten willen dat met jou en dan lukt het ook. Met doorzettingsvermogen kun je alles winnen. Als je het maar heel heel heel graag wilt. Maar echt heel graag dus.

Die twee mutsen die met haar naar de streep reden hadden het kunnen weten: Vos’ wil is wet. De wil van de Engelse Armitstead was niet groot genoeg voor goud. En die Russische wilde schijnbaar niet meer winnen. Les voor de komende vier jaar: vergeet de spierkracht en vergroot je wil.

Als je spieren kunt trainen moet dat met je willetje ook kunnen.

Onzin natuurlijk. Het zijn de teksten die horen bij succesverhalen. Dat is het verhaal van Marianne Vos zonder twijfel. Maar wat als Marianne Vos zondag niet had gewonnen? Hadden we dan gezegd dat ze het goud niet graag genoeg wilde?

Een tijd terug las ik het boekje ‘Dit wordt jouw jaar’ van zelfhulp goeroe Ben Tiggelaar (die van de bushokjesreclame). Het feit dat ik zijn boekje steeds uitstelde om te lezen en uiteindelijk ook niet uitlas, zegt wel iets over mijn doorzettingsvermogen.

Na het lezen van de eerste hoofdstukken van Tiggelaar werd mij wel iets duidelijk over dat begrip. Hij werd net als ik ook vaak moe van mensen die zeggen dat je als je iets maar heel graag wilt dat het dan ook lukt. Zonder doorzettingsvermogen lukt niets, is het devies. Tiggelaar bestrijdt dat: doorzettingsvermogen is niet één bepaald vermogen, maar een optelsom van een groot aantal vaardigheden.

Bij Marianne Vos zijn dat een hele reeks wielrenspecifieke vaardigheden (veel training, talent, training, koersinzicht en veel training) die van haar een ongekend groot kampioen maken.

Vos won niet omdat ze dat nu zo graag wilde. Dat was alleen de basis waarom ze meedeed, wat haar ook op de enige manier gelijkwaardig maakte aan die andere 65 deelneemsters aan de start. Ze won omdat ze op het gevraagde moment haar talenten op de juiste manier inzette. Dat is ook groots.

Dat is misschien ook wel een geruststellende gedachte. Ik wil namelijk ook wel eens wat. Olympisch kampioen zou ik ook best willen zijn. Maar met willen alleen kom je er nog niet. En dat is maar goed ook.

Archief: Kevin Wester: ‘Ik wil altijd harder’

In Fiets 6 2010 schreef ik een artikel over Kevin die als wielrenner meedeed aan de Special Olympics Nationale Spelen, een evenement voor sporters met een verstandelijke beperking. Tijdens een trainingskamp ging ik met hem en zijn fietsmaten een rondje rijden.

Fiets6_Reportage Kevin Wester

Archief: Artikel over zwemkeerpunt in Het Parool

Tijdens mijn stage bij de sportredactie van Het Parool schreef ik een artikel over het zwemkeerpunt naar aanleding van de komende Europese kampioenschappen zwemmen kortebaan. Onderstaand artikel verscheen op 9 december 2006.

Bij topzwemmen draait alles om het keerpuntIMG_0545

Het keerpunt is een essentieel onderdeel in het zwemmen, bepalend in de felle strijd om tienden van een seconde. Zeker op de Europese kampioenschappen kortebaan, die Helsinki worden gehouden, moet snel worden gedraaid. Een 25-meterbad is nu eenmaal dwingender.

Ian Thorpe liet het zijn tegenstander altijd graag weten: met een slecht keerpunt ben je nergens in het zwemmen. Hij was een specialist. Dat liet hij zijn rivaal Pieter van den Hoogenband tijdens de 200 meter vrije slag finale van de Olympische Spelen in Athene geniepig voelen. Het beeld is bekend. Thorpe lag voor het 100 meterkeerpunt halverwege de torso van Van den Hoogenband. Na twee snelle keerpunten schoof hij met krachtige vlinderbeenslagen als een dolfijn langs VDH. Door het verschil met Thorpe zien de beenslagen van de Nederlander er wat flauw uit. De uitslag is net zo bekend als de beelden: Thorpe won goud en Van den Hoogenband zilver. Door het keerpunt van de verliezer van die race lijkt het korte contact met de muur een breekpunt in de race, een soort pitstop. Maar een goed keerpunt, zoals dat van Thorpe, geeft juist extra snelheid.

Dat maakt de zwemsport volgens bewegingswetenschapper en zwemtrainer van het Nationaal Zweminstituut Amsterdam (NZA), Martin Truijens zo bijzonder. “Bij zwemmen hebt je de hoogste snelheid bij een start of een keerpunt omdat je daar tegen een vast punt kan afzetten. Het vervelende van water is dat het meebeweegt als je zwemt.” Alleen onderwater kan die weerstand ontlopen worden. Het is bewezen dat zwemmen net onder het oppervlak sneller is dan aan het wateroppervlak. Het is niet voor niets dat de grens voor onderwater- zwemmen na een start of keerpunt op vijftien meter is gesteld. Zwemmers zouden geen sporters zijn als ze niet probeerden onderwater een metertje meer te smokkelen, net als met de buitenspelregel in het voetbal. Het keerpunt zelf is eigenlijk heel simpel: hard aanzwemmen, kin op de borst, snel draaien, voeten goed neerzetten en hard afzetten. “Als je het goed doet neem je de snelheid waar je mee aankomt zwemmen mee in je draai,” zegt de beweginswetenschapper. Toch is die techniek niet zo eenvoudig volgens hem. “Bij de afzet moet je in een rechte lijn van je schouders tot je tenen liggen. Anders kun je niet gestroomlijnd afzetten.”

Keerpuntuitleg1-3Het tijdverlies van een traag keerpunt is niet gering. Bij een test op het keerpunt van de zwemmers van Truijens, waarbij vijf meter voor en na het keerpunt werd geklokt, was al een groot verschil tussen twee zwemsters zichtbaar. De snelste zwemster zwom 5,4 en de ander 5,6 seconden, een verschil van twee tiende van een seconde. Op een 200 meter in een 50-meterbad, met drie keerpunten, kan dat zes tienden tijdverlies betekenen. In de wereldtop zijn die verschillen klein, zonder goed keerpunt ben je immers nergens. “Er is geen zwemmer in de top die als een patatzak aan de muur blijft kleven,” waarmee Truijens een totaal ontspannen en niet gestroomlijnd lichaam bedoeld.  Als Truijens toch een zwemmer moet noemen die een ideaal keerpunt maakt, denkt hij aan Roland Schoeman. In zijn wereldrecordrace 50 meter vrije slag (20.98 sec.) in augustus van dit jaar was zijn keerpunt razendsnel.

 

Johan Kenkhuis heeft ook een soepel keerpunt. Tijdens een middagtraining in het Sloterparkbad draait hij als een paling in één vloeiende beweging de andere kant op. Hij concentreert zich even alleen op het keerpunt. Kenkhuis zet af vanaf het ponton,   wat van het vijftig meter lange bad een kortebaan (25 meter) maakt, en zwemt op zijn gemak weg. Pas vijf meter voor de kant explodeert de zwemmer en keert hij met een grote klap tegen de muur. Zijn schim schiet door het water en bij de vlaggetjes komt hij weer rustig boven.  Hij neemt niet eens de moeite de baan voluit door te zwemmen. Met luiheid heeft dat niks te maken. Het is juist een wedstrijdspecifieke oefening, zegt NZA-trainer Fedor Hes. “Dit gaat puur om snelheid. De techniek doen we eerder in het seizoen. Zo vlak voor een belangrijk toernooi moet je daar niet te veel meer aan veranderen.”

 

Toch blijven zwemmers altijd schaven aan hun keerpunt. Kenkhuis denkt dat hij zes jaar bezig is geweest om zijn draai optimaal te maken. Hij heeft de arbeid er voor over gehad, want het keerpunt is belangrijk voor hem als sprinter. Zeker op de EK-kortebaan, waar zijn 50 meter wordt onderbroken door een muur.  De start is toch belangrijker, denkt hij. “Als je start niet goed is dan kom je bij het keerpunt en de finish ook achterop.” Met een goede start gaat het keerpunt vanzelf goed, zegt de 50-meterspecialist. “Het keerpunt gaat te snel om er bewust mee bezig te zijn.” Kenkhuis vindt het keerpunt geen vervelend onderdeel, in tegenstelling tot 200 en 400 vrijeslagzwemster Linda Bank. “In de wedstrijd zijn mijn benen zo verzuurd, dat ik het gevoel heb dat ik niet krachtig meer kan afzetten.” Als de NZA-zwemster moe wordt gaat ze zich meer op het zwemmen richten. “Eigenlijk is dat slecht, want je keerpunt moet ook goed zijn.” Als student bewegingswetenschappen  weet ze wat nodig is voor een goed keerpunt “Ik denk eigenlijk dat elke zwemmer wel voelt wat er gebeurt, daar hoef je geen bewegingswetenschappen voor te doen.”Keerpuntuitleg4-12

Tijdens de wedstrijd merkt de zwemmer vaak alleen iets van het keerpunt als het slecht ging. Daarom is EK-debutante Saskia de Jonge bang dat haar keerpunt  op het cruciale moment fout gaat.  “Soms twijfel ik of ik wel goed kan keren, want het is wel eens paar keer minder geweest.” Een goed keerpunt motiveert haar. “Als ik terugdenk aan races dat het wel goed ging, weet ik dat ik het toch wel kan.”  Een kick heeft ze nooit van een goed keerpunt gekregen. Dat zou ze wel krijgen als ze, net als Thorpe, door een keerpunt een concurrent voorbij zwemt. Maar dat gevoel heeft ze nog niet mogen hebben. “Ik lig meestal naast Marleen Veldhuis, zij is toch wat sneller.”

Fietsstelletjes

In Fiets 12 van 2009 maakte ik drie portretjes van fietstelletjes. Niet zomaar stelletjes. Bij deze fietskoppels fietst de vrouw fanatieker dan de man. Het artikel is hier te lezen in pdf.

Newer posts

© 2024 Pieter van der Meer

Theme by Anders NorenUp ↑