Het was een duffe zondag. Zo één die mijn besluiteloosheid nog groter maakte. Buiten was het grijs. De al maar vallende regen vaagde alle kleur van de dag weg. Ik verdenk ze daarboven ervan om al het slechte weer op te sparen voor dit soort zondagen. Ondertussen zat ik mooi wel met een tergende kwestie, waar mijn grijze massa maar geen raad mee wist. En het zijn al van die verwarrende tijden. Neem dat hele gedoe met Lance Armstrong. Daar moet je als wielerliefhebber iets van vinden. En over de mensen die daar iets van vinden moet je ook een mening hebben. Door de stortvloed aan meningen is dat niet zo moeilijk. Natuurlijk heb ik ook wel mening. Ook van de wielerfan die zich zo hartgrondig bedrogen voelt nu alles kapot lijkt, vind ik iets.

Maar ik zat met een groter probleem: hardlopen in de regen.

Ik had mezelf voorgenomen even een half uurtje te gaan hardlopen. Voor alle duidelijkheid: mijn keuze voor de hardloopschoenen had niets te maken met een eventuele afkeer van de wielersport. Ik loop al langer dan dat het wielrennen met het dopingprobleem kampt (dat is een leugen natuurlijk).
Het moest maar gewoon. Ik kon blijven wachten tot het droog werd, maar soms wordt het gewoon niet beter.

Het regende dus toen ik de deur uitstapte. De eerste druppels zijn nog nat en koud, maar als je gewoon doorloopt voel  al snel niet meer dat het regent. Ik was nog maar vijf minuten onderweg of de grijze lucht brak in tweeën. Alsof ik als Mozes die grijze zee boven me had opengebroken en de weg naar de zon had blootgelegd. Alles kreeg zijn kleur weer terug. Ik zag alles weer zonnig. Ik besloot zelfs langer dan gepland te gaan lopen. Wat een beetje zonlicht al niet kan doen.

Het enige wat ik daarna nog niet had was een clou voor dit stukje.