Het grauwe industrieterrein bij Duivendrecht kreeg gisteren wat meer kleur door de onophoudelijke stroom marathonlopers. De Spaklerweg was niet het meest inspirerende stukje van het parcours van de Marathon van Amsterdam. Daar moet je als supporter juist gaan staan, want hoewel je als marathonloper altijd met duizenden zielsverwanten om je heen loopt kun je maar beter snel door dat stukje lelijkheid geschreeuwd worden. Het viel mij daar gelijk op dat niet elke strompelende loper mijn “Kom op hè!” begreep. Voor die buitenlandse looptoerist sprak ik maar een raar taaltje. Dat is ook zo, dacht ik: de marathon van Amsterdam trekt steeds meer buitenlandse hardlopers.

Blauwbekkend op de Spaklerweg zag ik tussen alle andere felle kleurtjes ineens een marathonloper in een Astanatrui voorbij komen. In meerdere opzichten kon je hem een hardloopexoot noemen. Een hardloper in een wielertrui. En dan nog wel dat lelijke shirt van Astana. Die moest wel van ver komen. Hij had een Aziatisch uiterlijk, dus hij kon zomaar ook echt uit Kazachstan komen.

In het stadion zag ik hem weer. Hij was blij en vooral trots op zichzelf, maar ook trots op zijn land Kazachstan. Hij hulde zichzelf in een toegeworpen Kazakse vlag, als een echte kampioen. Vanaf de tribune maakte zijn vrouw foto’s van de trotse Kazak.Toen ik zag dat hij het stadion uit liep om zijn vrouw in de armen te vliegen, ben ik haar naar buiten gevolgd. Ik zag mijn kans om eindelijk eens alles over Kazachstan te weten te komen. En als je het al snel over de Keizer van Kazachstan: Alexandre Vinokourov.

Iedereen heeft het het wel over dat uit Italië nog een hoop derrie uit de beerput komt, maar wacht maar tot de Kazakse ader van de wielermaffia wordt blootgelegd. Die jongens dronken ook geen zuivere koffie. Ik zag al helemaal voor me hoe ik met behulp van die trotse Astanaloper even een primeurtje ging scoren. Zo moeilijk kon dat niet zijn.

De vrouw, van wie ik vermoedde dat zij ook de pr-vrouw van de marathontoerist was, zag niet veel in een diepte interview met haar man. Ze moesten weer naar huis. Haar man was zelfs al naar huis, in Amsterdam. Ze woonden tijdelijk voor werk in Nederland, “So, it’s not so cool”, zei ze.

Ze moet mijn bedoelingen door hebben gehad.