“Wat goed dat je er bent.” Hoe vaak horen we dat niet? Meestal is het een terloopse opmerking, vooral op feestjes: “Hé goed dat je er bent! Neem een biertje.” Of met andere woorden: “Ik moet weer verder.”

Maar hoe vaak zit in dit simpele zinnetje echt een oprechte bedoeling? Dan bedoel ik nog niet eens het gebruik van deze zin als een soort oeuvreprijs voor je bestaan: “Wat fijn dat jij er bent, als mens”.

Het oprechte schuilt in dat woord ‘goed’. Vooral het moment en door wie de woorden worden uitgesproken zijn hierin bepalend.

Twee jaar geleden was daar voor mij een moment. Mijn broer was net een maand eerder plotseling overleden en ik werd op het laatste moment meegevraagd naar het besloten feestje in de watertoren bij het vuurwerk aan de Westeinder Plassen. Even de gedachten verzetten en vooral even vergeten dat het eigenlijk wel moeite kost om je beste gezicht te laten zien.

In eens stond burgemeester Pieter Litjens voor me. Niet iets om van te schrikken of angstzweet van uit te slaan. Ik heb hem nooit als een afstandelijke autoritaire bestuurder ervaren. Ik denk zelfs dat ik hem wel eens getutoyeerd heb. Nadat ik hem interviewde over de Triathlon Aalsmeer, waarbij hij voor de foto mijn paarse wielertricot aantrok, zeiden we elkaar regelmatig gedag. Naamgenootschap schept ook een band.

Het kan dus gebeurd zijn dat toen Pieter Litjens mij in de watertoren gedag zei, dat ik simpel zijn woorden ‘hé Pieter’ herhaald heb. Ik weet het niet exact meer. Van die korte ontmoeting in de watertoren heb ik maar een paar dingen echt goed onthouden.

“Wat goed dat je er bent”, zei de burgemeester. Het zal wel, dacht ik, en ik lachte maar vriendelijk terug. Uit zijn tweede zin bleek zijn oprechtheid. Ik ben vergeten wat hij zei. De tekst van die tweede zin was ook net zo belangrijk als de kruitdampen van de vuurpijlen die buiten werden afgestoken. Ruis.

De blik en de handdruk die Pieter Litjens mij gaf, maakten meer indruk. Grote indruk zelfs. Hij meende die zin oprecht. Ik was een moment verbaasd over zijn inlevingsvermogen, maar hij wist blijkbaar precies wat voor donkere wolk sinds een maand in mijn hoofd hing. Het veel te vroege overlijden van mijn broer had ook op hem indruk gemaakt.

Ik vond dat mooi. Van een burgemeester mag je een zekere betrokkenheid met zijn burgers verwachten, maar dit ging voor mijn gevoel verder dan het spellen van de overlijdensadvertenties in de lokale krant. Voor mij stond op dat moment ook niet meer een burgemeester, maar eigenlijk ‘Gewoon Pieter’.

Dat veel volkszangers die toevoeging gebruiken om aan te geven dat ze ‘bij zichzelf zijn gebleven’ gaat ook op voor Pieter Litjens. Want hoewel ik hem in zijn ambtsperiode niet goed heb leren kennen zou ik hem toch een bescheiden oeuvreprijs willen geven: fijn dat je hier als burgemeester was.

Dit stukje verscheen in de speciale glossy ‘Pieter’ ter ere van het afscheid van Pieter Litjens als burgemeester van de gemeente Aalsmeer. Litjens is nu Tweede Kamerlid voor de VVD.